Afgelopen week stond ik op het podium bij het hoofdkantoor van de Rabobank om te spreken over ‘veranderen’.
Iedereen komt vroeg of laat op een punt dat je iets wil veranderen: in gedrag, in je carrière, in je rol.
Dat zie ik ook terug in mijn coaching.
Dagelijks gaat het over de verandering die mensen voor ogen hebben.
Toch leidt dat lang niet altijd tot beweging.
Veranderen is taai spul.
Ook bij de doorgewinterde directeuren met ervaring en invloed.
Wat ik elke keer weer zie:
Mensen weten vaak precies wat ze moeten doen.
Maar doen het niet.
En ja, dat doen ze zélf.
We zitten onszelf vaak enorm in de weg als het gaat om veranderen.
Een belangrijke reden is dat we onbewust bang zijn om iets kwijt te raken.
Iedere verandering gaat namelijk gepaard met loslaten, stoppen, afscheid nemen.
Een bepaalde werkwijze moet overboord; je moet stoppen met het naar je toetrekken van operationele zaken; of je moet afscheid nemen van collega’s.
En ga zo maar door.
Wat er gebeurt is dit: we voelen het zekere verlies veel sterker dan dat we de toekomstige winst waarderen.
Daardoor voelt iedere verandering als een bedreiging.
Zelfs als het ons op de langere termijn iets mooiers, beters of meer fantastisch oplevert.
Je brein saborteert je, heel geraffineerd.
“Even wachten tot na de zomer.”
“Ik moet eerst helder krijgen wat ik écht wil.”
“Laat ik nog wat opties verkennen.”
Het klinkt vaak heel logisch.
Maar het is vermijden van het ongemak.
We zeggen niet echt ‘nee’ tegen de verandering, maar schuiven het op de lange baan.
Uit zelfbescherming…
Na afloop van mijn sessie bij de Rabobank noemden meerdere mensen mijn voordracht ‘confronterend’.
“Bij dat rijtje van excuses, zag en hoorde ik mezelf. Nu heb ik dus geen excuus meer om niet in beweging te komen.”
Dat is de mooiste feedback die ik kan krijgen.
Want als ik mensen inspireer, is dat leuk, maar leidt dat niet persé tot verandering.
Als ik mensen confronteer, is die kans heel veel groter.
En dat is wat ik het allerliefste doe, mensen in beweging zetten.